Onze
tweede week van de paasvakantie brachten we iets sportiever door dan de chille
eerste Galapagos-week. Onze batterijen waren op de eilanden volledig opgeladen
en we konden er weer tegenaan. Eerst besloten we om een dagje in Casa Martha in
te lassen om nog snel een handwasje te doen.
Zaterdagochtend
vertrokken we naar Baños. De busrit erheen duurde 6 uur. Maar het was een fijne
busrit. De weg liep door het prachtige Andesgebergte. De verschillende akkers
vormden een heel mooi lappendeken op de bergwanden. Ik bereidde me in de bus
nog wat voor op de uitstap door wat weetjes in mijn travelgids op te zoeken
over de verschillende steden die we zouden gaan bezoeken.
Aangekomen
in Baños neusden we als echte toeristen door het stadje. Het was een super
gezellig stadje, aan de voet van een nog actieve vulkaan. Er waren veel
typische winkeltjes, met als gevolg dat dit de perfecte plaats was om wat
souvenirs te kopen. We vinden het afdingen trouwens steeds gemakkelijker en we
worden er echt goed in. Zo kocht ik bijvoorbeeld twee super mooie lederen
handtasjes voor slechts 26 dollar (dit is 19 euro en een beetje).
’s Namiddags
waagden we ons aan de meest gekende specialiteit op vlak van voeding uit Ecuador:
cuy. Dit is een gebraden cavia of Guinees biggetje. Appetijtelijk ziet het er
niet bepaald uit. Maar we moesten het toch eens proberen zeker. De handjes en
het hoofdje hingen nog aan het dier toen we het op ons bord kregen. Echt veel
hebben we er niet van gegeten. Het was niet echt super vies, maar het gedacht
alleen al zorgde ervoor dat we geen goesting meer hadden. Voor de
nieuwsgierigen: het smaakte een beetje naar een mengeling van varkensvlees met
konijn.
’s Avonds
besloten we om de vulkaan, Tungurahua, te gaan bezoeken. We hadden hiervoor een
soort feestbus geregeld. Heel grappig was dat. Jammer genoeg stelde het
uitzicht van bovenaf niet zo heel veel voor. Wel hadden we een mooi zicht over
de hele stad, een waar lichtspektakel was het. De Ecuadorianen slagen er toch
steeds in om hun kerken er heel kitscherig te laten uitzien, met enorm veel
neonverlichting.
Zondag
zijn we in de voormiddag gaan raften. In twee woorden: heerlijk verfrissend. Het
was echt plezant. De golven waren heel wild en het inslikken van rivierwater
was dan ook niet ongewoon. Maar het was echt heel fijn om al peddelend door
deze stroming te varen. ’s Namiddags besloten we om aan Canopy te doen. Hierbij
stonden er 6 deadrides op het programma. De langste was 550 meter lang. Dat was
zeer fijn. Zoals de meesten onder jullie wel weten houd ik wel van zo’n kicks. Ik
moet zelfs toegeven dat het voor mij iets extremer had gemogen (ik hoop trouwens
dat ons mama over dit laatste zinnetje heen leest).
De dag
erna zakten we af, of beter gezegd stegen we, naar Riobamba. Dit is een stadje
aan de voet van de Chimborazo. Het ligt op 2800 m hoogte. Hier moesten we een
nachtje komen acclimatiseren, om de dag erna de Chimborazo te kunnen beklimmen,
want ja hoor dat was ons plan. Je voelde inderdaad dat deze stad heel erg hoog
gelegen was. Ik duizelde in mijn hoofd en verloor regelmatig mijn evenwicht,
dat beloofde voor de dag erna. Ik had me de stad op zich wel wat mooier en
gezelliger voorgesteld. Helaas leek dit stadje een beetje op klein Guayaquil. Helemaal
niet mooi en gezellig dus. ’s Avonds konden we wel genieten van een heerlijke
taillarin met camarones. Dat was een heerlijke maaltijd. Er lagen wel 30 scampi’s
op mijn bord, en dit alles voor slechts 6 dollar.
Dinsdag
stonden we vroeg op. We zouden namelijk de Chimborazo beklimmen. Dit is de
hoogste berg van Ecuador, 6310m hoog. De top van deze berg is ook het punt dat
het dichtste bij de zon komt van de hele wereld. Nog dichter dan de top van de
Mount Everest. De verklaring hiervoor is dat deze berg veel dichter bij de
evenaar ligt dan de Mount Everest.
Het
zwaarste aan de hele beklimming was niet het wandelen en de inspanning op zich.
Het was heel erg moeilijk om te ademen op zo’n hoogte. We kregen het allemaal
heel benauwd wanneer we wandelden. Ik had gedurende de hele wandeling het
gevoel dat ik net die ene pint te veel gedronken had. Ik voelde me zeer
duizelig en zag alle rotsblokken dubbel. Maar we mogen fier zijn op onszelf, we
hebben een hoogte van 5000 meter gehaald. En ik was wel heel erg fier op mezelf
omdat ik deze “top” als eerste bereikte. Ik zeg het: mijn scoutservaring komt
hier wel vaak van pas.
’s Avonds
vertrokken we moe en voldaan terug naar ons bedje bij Martha. Helaas duurde de
busrit wel wat langer dan verwacht. Er ontstond namelijk een enorme file
doordat er twee vrachtwagens tegen elkaar gereden waren. En je kan je al
voorstellen da het chaotische verkeer hier in Ecuador geen positieve factor was
bij deze toestand. We waren dan ook heel blij toen we ’s avonds in ons bedje
konden kruipen en konden uitrusten van de zware, maar oh zo fijne klim.
Kortom,
ik kan deze week het beste beschrijven door het liedje: ain’t no mountain high,
ain’t no valley low, ain’t no River... En het was, zoals zoveel hier, weer
fantastisch.
Je gelooft
het of niet, maar ik heb nu echt heel veel zin om terug te gaan werken in het
ziekenhuis. Ik heb er zin in om mama’s te helpen en bevallingen te doen. Dat zal
zeker en vast afkicken worden eenmaal ik terug in België ben. Het enige wat ik
nu dus kan doen is genieten van elk momentje dat ik hier nog heb in Ecuador.
Tot
snel, lieve vriendjes!
Emma
xx
Geen opmerkingen:
Een reactie posten